Een levende rasp
Een dierensoort die we bijna overal kunnen tegenkomen is de slak. Sommige dragen een huisje mee, andere niet. Sommige leven op het land, andere onder water. Slakken hebben een natte huid die niet mag uitdrogen. Daarom zie je ook meer slakken rondkruipen wanneer het geregend heeft. Maar ook in onze vijvers leven slakken. Het eerste wat opvalt is dat slakken geen poten hebben. Ze schuiven vooruit op het stevige onderdeel van hun lichaam, de kruipvoet. Erg handig is dat niet, want daarmee halen ze maar een slakkengangetje van enkele meters per uur. Op de kop zitten twee tastende tentakels, een beetje als de voelsprieten van een insect. Daar zit gewoonlijk ook een heel klein oogje aan vast. Daarmee zien ze eigenlijk geen steek, maar kunnen ze des te beter voelen.
In hun mond hebben ze een tong, die gelijkt niet op een gewone tong, er zitten een hele reeks tandjes op. Slakken bijten dus geen stukjes voedsel af, maar raspen de blaadjes naar binnen. Poelslakken (6,5cm) en Posthoornslakken (3,5cm) mogen wel waterslakken zijn, maar eigenlijk kunnen ze niet onder water ademen zoals vissen. Slakken komen elke avond naar boven om lucht te happen die ze opslaan in hun schelp. De poelslak hangt dan zelfs ondersteboven aan het wateroppervlak. Wanneer de lucht ververst is kunnen ze weer naar onder en gebruiken ze de zuurstof uit deze luchtbel.