De gewone pad zit zowel in tuinen als in weiden, op akkers en zelfs in de stad of in het bos. De huid van de gewone pad is giftig, maar dat is natuurlijk geen reden om deze dieren te verjagen of te doden. Ze vernietigen heel wat ongedierte.
Een neefje van de kikker is de salamander. Net zoals kikkers en padden leven salamanders eerst in het water en later op het land. Maar salamanders zijn veel slanker dan kikkers, ze springen ook niet, maar kunnen des te beter lopen. Na de winterslaap komen ze naar de poel of sloot waar ze hun eitjes leggen, salamanders houden niet van grote vijvers. Ze verkiezen moerassen of sloten met talrijke waterplanten. De mannetjes hebben nu hun mooiste kleuren en soms een kam op de rug. Hiermee staan ze te pronken om een wijfje te lokken. Wanneer ze een wijfje gevonden hebben, voeren ze een soort ingewikkelde rondedans uit. Nadien worden de eitjes bevrucht, de larfjes die uit de eitjes komen gelijken al een beetje op volwassen salamanders, omdat ze zo slank zijn kan men ze niet verwarren met kikkervisjes. Bovendien hebben ze iets wat kikkerlarven niet hebben. Aan de zijkanten van hun kop zijn de kieuwen heel goed zichtbaar, ze wapperen als haarborsteltjes door het water. Salamanderlarven eten allerlei kleine diertjes. De kleine watersalamander komt algemeen voor in België, hij heeft grote vlekken en een geelachtige buik, maar het meest opvallende is de golvende kam van het mannetje. De Alpenwatersalamander is beslist de mooiste van alle amfibieën, op de blauw getinte flanken komen veel vlekjes voor. In de lente draagt het mannetje een lange, lage kom met zwart gele tekening op zijn rug.